Sylvia Day
Amazon icon Book Bub icon Booksprout icon Email icon Facebook icon Goodreads icon Globe icon Instagram icon My Sylvia Day icon Periscope icon Pinterest icon RSS icon SMS icon Snapchat icon Tumblr icon Twitter icon Vine icon TikTok icon Youtube icon
Read an Excerpt →

Sep 9, 2013  •  A. W. Bruna  •  9789400504417

Dutch Excerpt

Read the English excerpt →

1

Londen, Engeland, 1818

Als premiejager was Jasper al eens eerder op ongebruikelijke plaatsen geraadpleegd, maar vandaag was dat voor het eerst in een kerk. Sommigen van zijn klanten voelden zich thuis in de krotten waar zijn ploeg vaak op jacht ging. Anderen voelden zich weer het meest op hun gemak in het paleis. Deze speci eke potentiële klant was schijnbaar zeer gelovig, want hij had de kerk van St. George aangewezen als de plaats voor hun ontmoeting. Jasper vermoedde dat de kerk werd beschouwd als een ‘veilige’ plek, waaruit hij afleidde dat deze persoon zich ongemakkelijk voelde bij het feit dat hij een individu van twijfelachtige moraal ging inhuren. Daar zat Jasper niet mee. Het betekende dat hij waarschijnlijk goed betaald zou worden en op afstand zou worden gehouden: precies het soort opdracht dat hij het liefste had.

Terwijl hij uit zijn rijtuig stapte, bleef Jasper even staan om de indrukwekkende portiek en de Korinthische zuilen aan de voorzijde van de kerk in zich op te nemen. Uit het gebouw kwam het gedempte geluid van gezang naar buiten, een lieflijk contrast met de gefrustreerde uitroepen van koetsiers en het geklepper van paardenhoeven achter hem. Zijn wandelstok raakte de straat met een bons en zijn gehandschoende hand lag losjes om de handgreep in de vorm van de kop van een adelaar gevouwen. Met zijn hoed in zijn hand wuifde hij de voerman weg.

De afspraak van vandaag was geregeld door mr. Thomas Lynd, die hetzelfde beroep had als Jasper en om vele redenen zijn vertrouwen genoot, waarvan een van de belangrijkste was dat hij Jaspers mentor was geweest toen hij het vak leerde. Jasper zou zichzelf nooit een deugdzaam persoon durven noemen, maar hij werkte wel volgens de ethische gedragslijn die Lynd hem had bijgebracht: help degenen die het werkelijk nodig hebben. Hij dwong geen beschermingsgeld af zoals andere premiejagers deden. Hij stal geen goederen met de ene hand om met de andere geld te eisen om ze terug te bezorgen. Hij spoorde eenvoudigweg op wat verloren was gegaan en beschermde hen die beveiliging nodig hadden, wat de vraag opwierp waarom Lynd deze opdracht had afgeslagen. Aangezien ze zich aan dezelfde principes hielden, hadden ze allebei even geschikt voor de taak moeten zijn.

Jasper was buitengewoon dol op puzzels en mysteries, en daarom was hij zo geïntrigeerd door Lynds beweegredenen, dat hij nauwelijks anders kon dan de opdracht aannemen. En dat ondanks het feit dat deze plek het noodzakelijk maakte om de bespreking in eigen persoon af te handelen, wat hij maar zelden deed. Hij gaf er de voorkeur aan om via betrouwbare werknemers te werk te gaan, zodat hij de anonimiteit kon bewaren die hij nodig had om zijn verder reikende, persoonlijke plannen te kunnen uitvoeren.

Hij liep de trap op, de St. George binnen en bleef staan om de muziek die over hem heen golfde in zich op te nemen. Vooraan aan de rechterkant stond de verhoogde overkapte preekstoel; aan de linkerkant de lessenaar die uit twee niveaus bestond. De vele kerkbanken waren leeg. Alleen het koor was in de ruimte aanwezig, met hun stemmen aangeheven ter muzikale ere.

Jasper haalde zijn zakhorloge tevoorschijn en keek hoe laat het was. Het was precies op het hele uur. Hij was van mening dat het in zijn vak uiterst nuttig was om stipt te zijn. Hij liep naar de trap die hem naar de galerij aan de rechterkant zou voeren, waar hij zijn afspraak had.

Toen hij de overloop bereikte, bleef hij staan. Zijn aandacht werd getrokken door woeste plukken wit haar die zich niets van de zwaartekracht leken aan te trekken. Eén hopeloos overspannen zwart lint slaagde er nauwelijks in de massa in toom te houden en bijeen te binden tot een rommelige, scheefgezakte staartvlecht. Terwijl hij stond te kijken, bracht de ongelukkige eigenaar van het afgrijselijke kapsel zijn hand omhoog en krabde eraan, waardoor het nog meer in de war raakte.

Zo gefascineerd was Jasper door de monsterlijkheid van dat haar, dat het even duurde voordat hij de tengere gestalte naast de eigenaar ervan opmerkte. Zodra hij dat echter deed, was zijn belangstelling gewekt. Geheel in tegenstelling tot haar metgezel was de vrouw gezegend met glanzende lokken van een roodblonde kleur die zo zeldzaam was dat hij erg in het oog sprong. Ze waren de enige twee personen op de galerij, maar geen van hen had de gespannen, afwachtende houding die hoort bij mensen die op iets of iemand wachten. Ze hielden zich alleen maar bezig met het koor beneden hen.

Waar was de persoon met wie hij een ontmoeting zou hebben?

Alsof ze voelde dat ze werd bekeken, draaide de vrouw haar hoofd om en ontmoette Jaspers strenge blik. Ze was aantrekkelijk. Niet op de buitengewoon opvallende manier als haar haar, maar evengoed charmant. Diepblauwe ogen staarden hem aan vanonder dikke wimpers. Ze had een parmantige neus en hoge jukbeenderen. Toen ze op haar onderlip beet, werden mooie witte tanden zichtbaar en toen ze haar lippen tuitte, ontstond er een heel klein kuiltje. Het was eerder een charmant dan een mooi gezicht, en het was opmerkelijk vanwege haar schijnbare ongenoegen op het moment dat ze hem zag.

‘Mr. Bond,’ zei ze, na een kleine aarzeling. ‘Ik hoorde u niet aankomen.’

Daar had men het koor de schuld van kunnen geven. De waarheid was echter dat hij geruisloos liep. Hij had die vaardigheid lang geleden aangeleerd. Toen had het zijn leven gered en dat was in recenter jaren ook vaak gebeurd.

Ze stond op, liep met besliste tred naar hem toe en stak haar hand uit. Alsof het een teken was, beëindigden de zangers beneden hun lofzang en lieten een plotselinge stilte ontstaan waarin ze zei: ‘Ik ben Eliza Martin.’

Haar stem verraste hem. Zacht als een zomerbriesje, maar gewapend met staal. Het geluid ervan bleef hangen en spoorde zijn verbeelding aan om in richtingen te reizen waar deze beter niet heen kon gaan.

Hij bracht zijn wandelstok over naar zijn andere hand en accepteerde haar begroeting. ‘Miss Martin.’

‘Ik waardeer het dat u zo ho elijk bent om me te willen ontmoeten. U bent alleen helaas precies zo als waar ik al bang voor was.’

‘O?’ Een beetje verrast door haar directe manier van doen, merkte hij dat hij steeds geïntrigeerder raakte. ‘In welke zin?’

‘In elke zin, sir. Ik heb contact opgenomen met mr. Lynd omdat we een bepaald type persoon nodig hebben. Het spijt me u te moeten mededelen dat u diegene niet bent.’

‘Hebt u er bezwaar tegen als ik u verzoek daarover uit te weiden?’

‘Er zijn te veel punten om op te noemen,’ verklaarde ze.

‘Niettemin verlangt een man in mijn positie voorspelbaarheid bij anderen maar vreest ervoor bij zichzelf. Aangezien u beweert dat ik de belichaming ben van wat u níét wilde, vind ik dat ik u moet verzoeken om de maatstaven op te sommen waarop u uw oordeel hebt gebaseerd.’

Miss Martin leek een ogenblik na te denken over zijn antwoord. In de korte tijd dat ze in gedachten was verzonken, concludeerde Jasper wat zijn instinct al meteen bij de eerste blik had herkend: Eliza Martin was zich intens van hem bewust. Zonder het te weten, reageerden haar primitievere zintuigen op hem op ruwweg dezelfde manier als die van hem op haar: haar jne neusvleugels zetten uit, ze ging sneller ademhalen, haar lichaam wiegde heen en weer door de onderdrukte opwinding... een hinde die voelt dat de jager nabij is.

‘Ja,’ zei ze, met een hapering in haar stem. ‘Ik zie wel in waarom dat waar zou zijn.’

‘Natuurlijk is het waar. Ik lieg nooit tegen cliënten.’ Hij ging ook nooit met hen naar bed, maar daar ging binnenkort verandering in komen.

‘U bent nog niet aangenomen,’ herinnerde ze hem, ‘dus ben ik geen cliënt.’

De man met het angstaanjagende haar kwam tussenbeide. ‘Eliza, trouw gewoon met Montague en maak een eind aan deze schijnvertoning.’

Bij het uitspreken van die ene naam wist Jasper waarom hij de verwijzing had gekregen en hoe weinig kans Eliza Martin had om hem af te wijzen.

‘Ik laat me niet dwingen, my lord,’ zei ze ferm.
‘Nodig mr. Bond dan uit om te gaan zitten.’
‘Dat zal niet nodig zijn.’
Jasper liep om haar heen en ging zitten op de kerkbank ach-

ter degene waar zij stonden.
‘Mr. Bond...’ Miss Martin liet berustend haar adem ontsnap-

pen. ‘My lord, mag ik u voorstellen aan mr. Jasper Bond? Mr. Bond, dit is mijn oom, de graaf van Melville.’

‘Lord Melville.’ Jasper begroette de graaf met een lichte buiging van zijn hoofd. Hij wist dat Melville aan het hoofd stond van de familie Tremaine, een stelletje dat bekendstond om hun buitenissigheden. ‘Ik ben ervan overtuigd dat u zult merken dat ik uitermate geschikt ben voor elke taak waar een premiejager voor nodig is.’

Miss Martin kneep haar blauwe ogen naar hem samen in een onuitgesproken berisping voor het feit dat hij probeerde haar te omzeilen. ‘Sir, ik ben ervan overtuigd dat u in de meeste omstandigheden capabel genoeg bent. Echter...’

‘U zei dat er te veel punten...?’ kwam hij tussenbeide, terwijl hij zich weer naar haar omdraaide. Hij hield er niet van verder te gaan wanneer er nog zaken waren die afgehandeld moesten worden.

‘U bent al te vasthoudend.’ Ze bleef staan, alsof ze klaarstond om hem uitgeleide te doen.

‘Een uitstekende eigenschap in mijn beroep.’
‘Ja, maar het is niet genoeg om op te wegen tegen de rest.’ ‘Welke rest?’
De blik van de graaf schoot heen en weer tussen hen beiden. Ze schudde haar hoofd. ‘Kunnen we het daar niet gewoon bij

laten, mr. Bond?’
‘Dat heb ik liever niet.’ Hij legde zijn hoed op de zitplaats

naast hem. ‘Ik ben altijd trots geweest op mijn vaardigheid elke situatie aan te kunnen die ik voorgelegd krijg. Hoe kan ik voorbeeldige diensten blijven verlenen als ik dat niet meer kan beweren?’

‘Werkelijk, sir,’ protesteerde miss Martin. ‘Ik heb niet gezegd dat u niet geschikt bent voor uw vak in het algemeen, alleen met betrekking tot onze situatie...’

‘En deze is...?’
‘Een kwestie die nogal gevoelig ligt.’
‘Ik kan u niet van dienst zijn als ik de details niet ken,’ merkte

hij op.
‘Ik verlang uw diensten niet, mr. Bond. Dat schijnt niet tot u

door te dringen.’
‘Omdat u weigert het uit te leggen. Mr. Lynd dacht dat ik

geschikt zou zijn en u vertrouwde zodanig op zijn oordeel dat u deze ontmoeting hebt geregeld.’ Jasper zou Lynd rijkelijk vergoeden voor de verwijzing. Het was al veel te lang geleden dat hij zoveel belangstelling voor iets had gevoeld, op zijn behoe e aan wraak na.

‘Mr. Lynd neemt niet dezelfde punten in overweging als ik.’ ‘En die zijn...?’
‘Sir, u bent onuitstaanbaar.’
En zij was fascinerend. Haar ogen fonkelden van ergernis, ze

tikte met haar rechtervoet op de grond en met haar tot vuisten gebalde handen maakte ze herhaaldelijk een beweging alsof ze ze op haar heupen wilde zetten. Maar ze verzette zich tegen de aanvechting. Hij vond haar verzet zeer aantrekkelijk. Wat zou ervoor nodig zijn om dat verzet te breken en haar ongeremd te zien? Hij kon niet wachten om daarachter te komen.

‘Ik zal u schadeloos stellen voor uw tijd vandaag,’ zei ze, ‘dus het is niet helemaal voor niets geweest voor u. Er is geen reden om dit gesprek voort te zetten.’

‘U ziet de mogelijkheid over het hoofd dat ik misschien van plan was een van mijn mannen aan u toe te wijzen, miss Martin. Dan zou ik echter wel moeten weten wat uw situatie is, zodat ik kan bepalen wiens vaardigheden het beste voldoen aan uw vereisten.’ Hij was van plan om haar zelf te bedienen, maar hij voelde zich niet te goed voor een beetje misleiding wanneer de beloning zo heerlijk was.

‘O.’ Ze beet weer op haar onderlip. ‘Daar had ik niet aan gedacht.’

‘Dat heb ik gemerkt.’

Miss Martin liet zich eindelijk uiterst elegant op de kerkbank zakken. ‘Zolang het maar duidelijk is dat u niet geschikt bent.’

‘Dat is niet duidelijk.’ Hij zette zijn wandelstok tussen zijn benen en legde zijn handen erbovenop, de een op de ander. ‘Tenminste, voor mij niet.’

Ze keek even naar his lordship en toen – met tegenzin – weer naar Jasper. ‘U dwingt me te zeggen wat ik liever niet zou zeggen, mr. Bond. Ik zal er geen doekjes om winden: u bent te knap voor de taak.’

Hij was even met stomheid geslagen. Toen glimlachte hij inwendig. Wat was ze verrukkelijk, zelfs als ze ontstemd was.

‘Mr. Lynd was minder opvallend dan u,’ ging ze verder. ‘U bent nogal groot en, zoals ik zei, veel te aantrekkelijk.’

Lynd was een jaar of twintig ouder dan hij en had een gemiddelde lengte, middelmatige trekken en een doorsneepostuur. Jasper keek naar de graaf en zag dat de man zijn nichtje vol verwarring bekeek. ‘Ik zie niet in hoe mijn gezicht van invloed kan zijn op mijn vaardigheden als speurder.’

‘Bovendien...’ haar stem werd luider toen ze de smaak te pakken kreeg nu zijn gebreken het onderwerp van gesprek waren, ‘... zou het onmogelijk zijn om de air die om u heen hangt en die u kenmerkt, te maskeren.’

‘Mag ik vragen wat die is?’ Hij kon steeds moeilijker verbergen dat hij steeds meer begon te genieten van het gesprek.

‘U bent een roofdier, mr. Bond. U ziet eruit als een roofdier en u gedraagt zich als een roofdier. Bot gezegd: u bent overduidelijk in staat een gevaarlijk man te zijn.’

‘Op die manier.’ Fascinatie veranderde in betovering. Misschien was ze toch niet zo onschuldig. Hij besteedde schandalige hoeveelheden geld aan zijn kleding, om met opzet een verschijning te creëren die zo tot in de puntjes verzorgd was dat maar weinigen erdoorheen konden kijken en de ruwe randjes eronder zagen.

‘Ik betwijfel of u erg e ectief zou zijn in uw vak als u niet zowel roofdierachtige als gevaarlijke eigenschappen had,’ zei ze verzachtend, op verzoenende toon.

‘En nog vele andere,’ voegde hij eraan toe.

Miss Martin knikte. ‘Ja, ik vermoed dat het voor uw beroep nodig is om bedreven te zijn in een groot aantal vaardigheden.’

‘Het helpt absoluut.’
‘Helaas doet uw mannelijke schoonheid dat allemaal teniet.’ Jasper was gereed om een volgende stap te zetten. ‘Zou u als-

tublie ter zake willen komen, miss Martin? Waarvoor was u precies van plan me in te huren?’

‘Heel wat, eigenlijk. Bescherming, onderzoek en... om u voor te doen als mijn vrijer.’

‘Pardon?’ donderde Bonds stem door de lucht tussen hen in. Eliza was geagiteerd en kregelig, en die toestand was helemaal zijn schuld. Ze had niet voorzien dat hij zo vasthoudend of zo nieuwsgierig zou zijn. En ze had al zeker geen man met een dergelijk uiterlijk verwacht. Niet alleen was hij de knapste man die ze ooit had gezien, maar hij was ook nog eens gekleed in gewaden die een edelman niet zouden misstaan en hij bewoog zijn grote lichaam met een glanzende, roofdierachtige sierlijkheid.

En hij bekeek haar ook op een manier die alleen maar tot moeilijkheden kon leiden.

Ze werd er erg verlegen van om zo onderzoekend te worden bekeken door een man die er zo uitzag als Jasper Bond. Mannen zoals hij keurden vrouwen met een middelmatig uiterlijk gewoonlijk al af zodra ze hen zagen. Dat was waarom ze zich zoveel moeite getroostte om zo onopvallend mogelijk te zijn in haar kledingkeuze. Waarom zou ze reacties uitlokken waarop ze toch niet was toegerust om erop te reageren?

Misschien was zijn belangstelling gewekt door de kleur van haar haar? Haar moeder had beweerd dat sommige mannen een vreemde voorkeur hadden voor bepaalde delen van het vrouwelijk lichaam en voor lokken van een bepaalde kleur.

‘Herhaalt u dat nog eens, alstublie , miss Martin,’ zei Bond, terwijl hij haar met die donkere en intense ogen aankeek.

Ze was behept met de vervelende eigenschap dat ze zich gedwongen voelde degene met wie ze sprak recht aan te kijken. Ze had moeite om snel te denken omdat ze overdonderd was door Jasper Bonds perfectie. Hij was al beeldschoon vanaf zijn schouders naar beneden, maar vanaf zijn schouders naar boven was hij nog mooier. Zijn haar was zo dik en donker als haar favoriete inkt, en gezegend met eenzelfde glans. Het was nogal lang en daardoor omlijstte het zijn gelaat perfect: de gedistingeerde neus, de diepliggende ogen, de strenge en toch sensuele mond. Het was tekenend voor zijn houding dat hij met zo’n knap gezicht toch zo ontzagwekkend kon zijn. Hij was overduidelijk geen man die je tegen je in het harnas wilde jagen.

‘Ik heb bescherming nodig...’ herhaalde ze.

‘Ja.’

‘Onderzoek...’

‘Dat deel heb ik gehoord.’

‘En...’ ze tilde haar kin op, ‘... een vrijer.’

Hij knikte alsof dat een alledaags verzoek was, maar de glinstering in zijn ogen was vol verwachting. ‘Ik dacht al dat u dat zei.’

‘Eliza...’ De graaf staarde naar zijn ineengevouwen handen en schudde zijn hoofd.

‘My lord,’ begon Bond op nonchalante toon, ‘was u op de hoogte van de aard van miss Martins verzoek?’

‘Het zijn zware tijden,’ mompelde lord Melville. ‘Zware tijden.’

Bond richtte zijn scherpe blik weer op Eliza. Ze trok haar wenkbrauwen op.

‘Is hij niet goed bij zijn hoofd?’ vroeg Bond.

‘Zijn hersenen zijn zo hoog ontwikkeld dat ze moeite hebben met middelmatigheid.’

‘Of misschien zijn ze in de war geraakt door uw manier van redeneren in deze kwestie?’

Ze trok haar schouders naar achteren. ‘Mijn manier van redeneren is deugdelijk. En sarcasme is contraproductief, mr. Bond. Onthoudt u zich er alstublie van.’

‘O ja?’ Zijn toon kreeg een gevaarlijk randje. ‘En wat hoopt u te bereiken door een vrijer te verwerven?’

‘Ik heb geen behoe e aan een dekhengst, sir. Alleen een perverse geest zou die conclusie trekken.’

‘Dekhengst...’

‘Is dat niet waar u aan denkt?’

Er verscheen een duivelse glimlach op zijn lippen. Eliza wist

zeker dat haar hart een slag oversloeg bij de aanblik ervan. ‘Nee, daar dacht ik niet aan.’

Omdat ze deze bespreking zo snel mogelijk tot een einde wilde brengen, ging ze snel verder. ‘Hebt u iemand die me kan helpen of niet?’

Bond snoof zachtjes, maar het minachtende geluid leek naar binnen gericht te zijn en niet naar haar. ‘Even vanaf het begin, als u zo vriendelijk wilt zijn, miss Martin. Waarom hebt u bescherming nodig?’

‘Ik ben de laatste tijd herhaaldelijk het slachto er geweest van verscheidene onfortuinlijke – en verdachte – gebeurtenissen.’

Eliza had verwacht dat hij zou lachen of haar op zijn minst argwanend zou aankijken. Hij deed geen van beide. In plaats daarvan zag ze dat er een verandering over hem kwam. Sinds zijn aankomst was hij al enorm gefocust, maar nu hem het probleem werd voorgelegd, werd hij nog meer gefocust. Ze merkte dat ze hem om meer dan alleen zijn knappe voorkomen begon te waarderen.

Hij leunde licht voorover. ‘Wat voor gebeurtenissen?’

‘Ik ben in de Serpentine geduwd. Er is geknoeid met mijn zadel. Er is een slang in mijn kamer losgelaten...’

‘Ik heb begrepen dat het een Runner was die u hee verwezen naar mr. Lynd, die u op zijn beurt naar mij doorverwees.’

‘Ja. Ik heb een maand lang een Runner ingehuurd, maar mr. Bell hee niets kunnen ontdekken. Er zijn geen aanvallen geweest terwijl hij bij mij in dienst was.’

‘Wie zou u kwaad willen doen en waarom?’

Ze glimlachte auwtjes naar hem, een kleine blijk van dankbaarheid voor het feit dat hij het ernstig opnam. Anthony Bell had hoog aangeschreven gestaan, maar hij had haar nooit serieus genomen. Sterker nog, hij was geamuseerd geweest door haar verhalen en ze had nooit het gevoel gehad dat hij zich werkelijk op zijn speurtaak had toegelegd. ‘Eerlijk gezegd weet ik niet zeker of iemand eropuit is om me iets aan te doen, of dat iemand me alleen maar een huwelijk in wil dwingen als een manier om een bepaalde blijvende zekerheid af te dwingen. Ik zie voor allebei geen enkele reden.’

‘Bent u welgesteld, miss Martin? Of hebt u het vooruitzicht dat u het zult worden?’

‘Ja. En dat is waarom ik betwijfel of ze me echt serieus willen verwonden; levend ben ik meer waard. Maar er zijn mensen die geloven dat het niet veilig voor me is in het huis van mijn oom. Ze beweren dat hij tekortschiet als voogd, dat hij geestesziek is en rijp voor het gesticht. Alsof iemand die enig medeleven hee zelfs maar een zwerfhond naar zo’n oord zou sturen, laat staan een geliefd familielid.’

‘Kletspraat,’ zei de graaf schamper. ‘Ik ben zo t als een hoentje, zowel van lichaam als van geest.’

‘Dat bent u zeker, my lord,’ zei Eliza instemmend, en ze glimlachte liefdevol naar hem. ‘Ik heb aan iedereen duidelijk gemaakt dat lord Melville waarschijnlijk honderd jaar oud wordt.’

‘En wat hoopt u precies te bereiken door mij aan uw stal van vrijers toe te voegen?’ vroeg Bond. ‘Dat de boosdoener wordt afgeschrikt?’

‘Ik hoop dat door een van uw collega’s toe te voegen,’ corrigeerde ze hem, ‘ik voor de komende zes weken van het seizoen verdere incidenten zal weten te vermijden. Bovendien, als mijn nieuwe vrijer als een bedreiging wordt gezien, richt de scho zijn kwaadaardige aandacht mogelijk op hem. En dan kunnen we de schurk misschien vangen. Werkelijk, ik zou graag willen weten welke redenering voorafging aan dit plan en wat hij ermee hoopte te winnen.’

Bond liet zich achteroverzakken en leek diep in gedachten verzonken.

‘Ik zou nooit zo’n gevaarlijke rol voorstellen aan iemand die er niet voor was opgeleid,’ zei ze snel. ‘Maar een premiejager, een man die gewend is aan de omgang met misdadigers en andere verworpelingen... Ik zou zo denken dat iemand in uw vakgebied ruim opgewassen is tegen een schurk die alleen maar op geld uit is.’

‘Op die manier.’

Naast haar zat haar oom in zichzelf te mompelen, alsof hij problemen en vergelijkingen in zijn hoofd aan het oplossen was. Net als zij was hij het meest op zijn gemak als gebeurtenissen en reacties konden worden gekwantificeerd of met enige mate van zekerheid konden worden voorspeld. Zaken die de wetten van de logica tartten waren te belastend voor hem.

‘Wat voor type persoon zou u ideaal achten om deze rol van vrijer, beschermer en onderzoeker te spelen?’ vroeg Bond uiteindelijk.

‘Hij moet rustig zijn, gelijkmoedig en hij moet voortre elijk kunnen dansen.’

Fronsend vroeg hij: ‘Op welke manier zijn saaiheid en het vermogen om te dansen van belang om een mogelijke moordenaar te vangen?’

‘Ik zei niet “saai”, mr. Bond. Wilt u me alstublie geen woorden in de mond leggen die ik niet heb uitgesproken? Om te worden herkend als een waarachtige mededinger naar mijn gunsten moet hij iemand zijn van wie iedereen zal geloven dat ik me tot hem aangetrokken voel.’

‘U voelt zich niet aangetrokken tot knappe mannen?’

‘Mr. Bond, ik hou er niet van om bot te zijn. U laat me echter geen andere keus. Het feit is dat u overduidelijk niet het soort man bent met een temperament dat samengaat met het huwelijk.’

‘Het is een hele opluchting om een vrouw dat te horen erkennen,’ zei hij lijzig.

‘Hoe zou iemand daaraan kunnen twijfelen?’ Ze maakte een zwaaiende beweging met haar hand. ‘Ik kan me u gemakkelijker voorstellen tijdens een zwaardgevecht of een handgemeen dan dat ik u zie genieten van een middag croquet spelen of een rustig avondje thuis met familie en vrienden. Ik ben een intellectueel, sir. En hoewel ik niet wil impliceren dat u in scherpzinnigheid tekortschiet, bent u duidelijk gebouwd voor activiteiten die meer lichamelijke inspanning vereisen.’

‘Op die manier.’

‘Werkelijk, men hoe maar een blik op u te werpen om vast te stellen dat u niet in de verste verte op de anderen lijkt! Het zou meteen overduidelijk zijn dat ik een man als u in de verste verte niet serieus in overweging zou nemen. Het is zonneklaar dat u en ik op de meest fundamentele onderdelen niet bij elkaar passen en iedereen weet dat ik te opmerkzaam ben om dat niet te begrijpen. Heel eerlijk gezegd, sir, bent u mijn type man niet.’

De blik die hij haar gaf was spottend, maar zonder de zelfvoldaanheid die hem irritant zou hebben gemaakt. Hij droeg een rotsvast zelfvertrouwen uit dat vrij was van verwaandheid. Ze merkte ontzet dat ze zich sterk aangetrokken voelde tot die eigenschap.

Hij zou lastig worden. Eliza hield niet erg van lastige situaties.

Hij keek even naar de graaf. ‘Vergee u me alstublie , my lord, maar ik moet ronduit spreken met betrekking tot dit onderwerp. Vooral omdat het een zaak is die het lichamelijke welzijn van miss Martin betre .’

‘Zeker, zeker,’ zei Melville instemmend. ‘Meteen zeggen waar het op staat, zeg ik altijd. Tijd is te kostbaar om te verdoen met onbenulligheden.’

‘Mee eens.’ Bond richtte zijn blik weer op Eliza en hij glimlachte. ‘Miss Martin, vergeef me, maar ik moet erop wijzen dat uw onervarenheid uw begrip van de situatie beperkt.’

‘Onervarenheid waarin?’

‘Mannen. Om precies te zijn: mannen die uit zijn op uw fortuin.’

‘Ik kan u wel vertellen,’ wierp ze tegen, ‘dat ik in de loop van zes seizoenen meer dan genoeg ervaring heb gehad met heren die in geldnood zaten.’

‘En hoe,’ zei hij lijzig, ‘komt het dan dat u er niet van op de hoogte bent dat ze succesvol zijn om redenen die niets te maken hebben met sociale geschiktheid?’

Eliza knipperde met haar ogen. ‘Pardon?’

‘Vrouwen trouwen niet met mannen die op hun geld uit zijn omdat ze zo goed kunnen dansen en opzitten. Ze trouwen met hen om hun uiterlijk en hun lichamelijke verdiensten; twee eigenschappen waarvan u al hebt vastgesteld dat ik ze heb.’

‘Ik zie niet in...’

‘Het is wel duidelijk dat u het niet inziet, dus zal ik het uitleggen.’ Zijn glimlach werd steeds breder. ‘Op geld beluste mannen die succes hebben, proberen niet de intellectuele behoe en van een vrouw te bevredigen. Dat kunnen vrienden en bekenden net zo goed. Ze zijn er niet op uit om het soort gezelschap te verscha en dat men in sociale gelegenheden of aan de speeltafel ervaart. Nogmaals, er zijn wel anderen die dat kunnen.’

‘Mr. Bond...’

‘Nee, ze streven ernaar te bevredigen in de enige positie die alleen zij bekleden, een positie waar sommige mannen geen enkele poging toe doen om erin uit te blinken. Deze speci eke vaardigheid is zo zeldzaam dat menige vrouw andere overwegingen zal negeren en zal kiezen voor deze.’

‘Alstublie , hou op met...’

‘Ontucht,’ mompelde his lordship, voordat hij weer terugkeerde naar het gesprek met zichzelf.

Eliza sprong overeind. ‘My lord!’

Zoals de beleefdheid voorschreef, stonden haar oom en mr. Bond tegelijk met haar op.

‘Ik geef er de voorkeur aan het “verleiding” te noemen,’ zei Bond, met lachende ogen.

‘Ik noem het belachelijk,’ antwoordde ze, met haar handen op haar heupen. ‘Hebt u enig idee hoe weinig tijd iemand, in het grote geheel der dingen, in bed doorbrengt vergeleken met andere activiteiten?’

Zijn blik ging omlaag naar haar heupen. De glimlach werd een volwaardige grijns. ‘Dat hangt helemaal af van wie er nog meer in voornoemd bed ligt.’

‘Goeie hemel.’ Eliza huiverde bij de blik die Jasper Bond haar gaf. Die was... verwachtingsvol. Op de een of andere onbekende, verdorven manier was ze erin geslaagd de vermaledijde, mannelijke trots van de man in werking te zetten.

‘Geef me zeven dagen,’ stelde hij voor. ‘Eén week om zowel mijn gelijk te bewijzen als het feit dat ik competent ben. Als u aan het eind ervan niet door het één of door het ander bent overgehaald, zal ik geen betaling aanvaarden voor de verleende diensten.’

‘Uitstekend aanbod,’ zei his lordship. ‘Geen mogelijkheid om verlies te lijden.’

‘Niet waar,’ weersprak Eliza hem. ‘Hoe moet ik mr. Bonds spoedige vertrek uitleggen?’

‘Laten we er dan twee weken van maken,’ verbeterde Bond.

‘U begrijpt het probleem niet. Ik ben geen acteur, sir. Het zal voor iedereen duidelijk zijn dat ik bij lange na niet “verleid” ben.’

De aard van zijn grijns veranderde, geholpen door een vurige flonkering in zijn donkere ogen. ‘Laat dat aspect van het plan maar aan mij over. Dat is tenslotte waarvoor ik word betaald.’

‘En als het u niet lukt? Zodra u ontslag neemt, ben ik niet alleen gedwongen om verontschuldigen voor u te bedenken, maar zal ik u ook door een andere premiejager moeten vervangen. De hele affaire zal veel te verdacht worden.’

‘Hebt u zes jaar lang dezelfde groep minnaars gehad, miss Martin?’

‘Dat is niet...’

‘Hebt u niet zo-even de vele redenen opgenoemd waarom u het idee hebt dat ik niet de juiste vrijer voor u ben? Kunt u niet gewoon diezelfde punten herhalen in antwoord op eventuele vragen aangaande mijn vertrek?’

‘U bent ongeloo ijk vasthoudend, mr. Bond.’

‘Zeker,’ knikte hij, ‘dat is ook de reden waarom ik erachter zal komen wie verantwoordelijk is voor de onfortuinlijke gebeurtenissen die u omringen en wat hij ermee hoopte te bereiken.’

Ze sloeg haar armen over elkaar. ‘Ik ben niet overtuigd.’

‘Vertrouw me. Het is inderdaad een geluk dat mr. Lynd ons hee samengebracht. Als ik de boosdoener niet in zijn kraag vat, durf ik te beweren dat hij niet gevangen kan worden.’ Zijn hand sloot zich om de bovenkant van zijn wandelstok. ‘De tevredenheid van de klant is iets wat ik hoog in het vaandel heb staan, miss Martin. Tegen de tijd dat ik klaar ben, garandeer ik u dat u zeer tevreden zult zijn over mijn prestaties.’

Browse Sylvias International Editions:

View Titles Sorted by Country · View Titles Sorted by Language